Lopend over het oude gedeelte van de begraafplaats van Anloo vallen twee zaken gelijk op: ten eerste dat er heel veel lege plaatsen zijn en ten tweede dat er bijna geen grafmonumenten zijn van kinderen. Een gemakkelijke verklaring voor het eerste is dat er weliswaar niet geruimd is op deze begraafplaats in de letterlijke betekenis, maar dat er wel stelselmatig opruiming heeft plaats gevonden van alle kapotte zerken en stèlès. Want alles gaat op den duur kapot, ook op een plaats die letterlijk de vergankelijkheid symboliseert.
Het geringe aantal grafmonumenten voor kinderen heeft minder met het “opruimen” te maken dan met een verandering in het denken over en het omgaan met de dood van (kleine) kinderen.
Tijdens de Franse overheersing werd in en om de kerk begraven verboden, maar Willem I trok dat verbod meteen na zijn aantreden weer in Om het in 1829 weer opnieuw in te voeren; alle gemeenten met meer dan 1.000 zielen werden verplicht om openbare begraafplaatsen aan te leggen buiten de bebouwde kom. Ook de gemeente Anloo dus.
Maar in die tijd was de zuigelingen- en kindersterfte nog schrikbarend hoog; tot ruwweg 1920 waren percentages van 40 tot 50 procent geen uitzondering. Dus zou je op basis hiervan grote aantallen kindergraven verwachten op de begraafplaats. Maar dan wordt uitgegaan van onze huidige manier van aankijken tegen en omgaan met de dood. Daarin zijn in de loop de eeuwen grote veranderingen opgetreden, speciaal in het omgaan met de dood van jonge en zeer jonge kinderen. En die veranderingen hebben zich niet in het zelfde tempo voltrokken in alle regio’s en er zijn ook grote verschillen tussen de ontwikkelingen in steden vergeleken met het platteland. In de negentiende en begin twintigste eeuw was de kindersterfte zo hoog, dat op de meeste begraafplaatsen een aparte ruimte voor kinderen was ingericht. Meestal werden de kinderen in een gemeenschappelijk graf (anoniem) zonder gedenksteen begraven. Voor de kistjes werd een diepe kuil gegraven, die ruimte had voor meerdere kistjes boven elkaar, soms wel tien toe. Wanneer deze kuil vol was, werd er weer een nieuwe naast gegraven. Hiervan is weinig meer te vinden. Het was voor de gewone man financieel niet mogelijk om een mooi graf met een gedenkteken te maken.
Er kon op zijn hoogst een houten plankje af, dat na enige tijd tot verval overging. De (achter)namen van de kinderen kunnen nog worden terug-gevonden in de begraafboeken van de begraafplaatsen zelf.
Tot ver in de twintigste eeuw werden alle levenloos geboren kinderen anoniem begraven; het was alsof er een soort schaamte hierover bestond. Van veel ouderen zijn er verhalen dat ze wel weten dat er in hun gezin nog één, of soms meerdere, broertjes of zusjes waren geweest, maar “daor wur nooit over praot”. Toch zijn er op de oude begraafplaats van Anloo nog wel een paar grafmonumenten voor kinderen te vinden. Eén ervan bevindt zich op slag 3 van het éérste veld links, vak A. Het is niet een echt kindergraf, maar het graf van Jan Meijering, geboren 25 mei 1760 en gestorven 13 april 1829, die daar begraven ligt samen met zijn jong overleden kleinzoon Hendrik Meijering, die ook op de dekplaat van het graf vermeld is.
Op het tweede veld links, vak B, staat op slag 22 bij graf 5 een rechtopstaande grafzerk, een zogenaamde stèlè, met tekst aan beide kanten van de steen. Hier liggen 3 jonggestorven kinderen begraven in één graf met dus één grafmonument. Een reeks dramatische gebeurtenissen in een gezin, verwoord in een korte tekst. Het zijn 3 kinderen van het echtpaar Roelof Docter en Geertje Homan uit Anderen; Johannes Lambertus, Aaltien en Jan. Ook een andere dochter, wederom Aaltien genaamd, overleed op 20-jarige leeftijd; van haar is geen graf bekend. Uit die familie heeft maar één kind de volwassen leeftijd bereikt en heeft de familienaam kunnen doorgeven.
Sinds de tweede helft van vorige eeuw is de betrokkenheid ten aanzien van zwangerschap en geboorte in Nederland sterk toegenomen. Kinderen worden “gepland”, en zijn al wezenlijk aanwezig tijdens de zwangerschap. Dikwijls krijgt het kind al een naam lang voor de geboorte. Wordt het dan levenloos geboren, of sterft het vóórdat er aangifte van geboorte kon worden gedaan, dan heeft het als het ware toch een eigen leventje geleid en deel uitgemaakt van het gezin. Hierdoor heeft de teraardebestelling van het dode lichaampje ook meer inhoud gekregen.
Sinds 1 januari 1995 is er een wet van kracht geworden, waarbij levendgeboren kinderen met voor- en achternaam geregistreerd moeten worden, ook al waren ze overleden vóór de aangifte kon plaatsvinden. In die gevallen wordt er van hen dus tegelijkertijd zowel een geboorteakte als een overlijdensakte opgemaakt.
Aan hun begrafenis of crematie wordt meer openlijk aandacht besteed en zijn er voor hen aparte velden op kerkhoven ingericht, zoals ook op de nieuwe gedeelten van de begraafplaats Anloo het geval is.
Albert Hovius