In de aanloop naar en in de voorbereiding van dit project heeft de vereniging Historisch Anloo in de afgelopen jaren met enige regelmaat overleg gevoerd met de eigenaar van de begraafplaats Anloo, de gemeente Aa en Hunze. Het verloop van dit overleg getuigde van een positieve houding van de gemeente en op grond hiervan is door de vereniging het initiatief genomen tot het samenstellen van een Werkgroep Begraafplaats Anloo, met een brede samenstelling van vertegenwoordigers van de diverse historische verenigingen uit de kernen van de voormalige gemeente Anloo.
In 2014 is de Werkgroep Begraafplaats Anloo van start gegaan met het inventariseren van wat er bovengronds nog rest aan grafmonumenten, het overnemen van de gegevens van de gestorvenen, het fotografisch vastleggen van de grafmonumenten en het systematisch beschrijven van de grafmonumenten. Daarbij is samenwerking gezocht met het EDR- (Eems-Dollard Regio) project Memento Mori dat zich richt op kennisoverdracht rond sterven en begraven in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland. Andere deelnemers in dit project zijn: Museumhuis Groningen, Ostfriesische Landschaft, Rijksuniversiteit Groningen, Fryske Academy, Stichting Oude Groninger Kerken, Johannes a Lasco Bibliothek, Schlossmuseum Jever, Ostfriesisches Landesmuseum Emden, Staatsarchiv Niedersachsen. En ook de gemeente Aa en Hunze is deelnemer in dit project.
Belangrijke aandachtspunten bij deze inventarisatie zullen aan de ene kant zijn de historische, de culturele en de funeraire waarde van de gedenktekens en het historische regionale belang van degenen die op deze begraafplaats begraven liggen. Daarnaast is het van belang dat alle opgedane kennis voor allen die daarin belang stellen gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt. Daarbij zal ook en vooral aandacht worden geschonken aan het educatieve en didactische belang van de eindfase van ons aller leven: het sterven en begraven worden. Als extern adviseur op het gebied van funeraire cultuur is de assistentie ingeroepen van de Vereniging Terebinth.
De gemeente Aa & Hunze en de provincie Drenthe hebben het project in financiële zin mogelijk gemaakt.